terug
befiets besta
eenvandorptotdorpwatgaan





1
ik was alleen onderweg opperweg door het land met een fiets
en rugzak het land het is daar niet altijd op voorzien het maakt
wegen van grote tuigen die putten maken aan de zijkant waar ik ga
ik zweet en stroom het werpt je op de eenzaamheid en op steenhete
heuvels ben je en ben je één met je fiets elk schakelen is voelbaar in elke spier
na honderd kilometers vergeet je de pijn en richt je je op loslaten van landschap
alles is afzonderlijk je bent de heuvel je wordt de weg.


2

er is een soort afzijdigheid die gemengd met obligate deelname
resulteert in afgezonderd zien ik stroom van dorp tot dorp de huizen
zijn er vaak gesloten maar de wensen open wel eens de muren zich verlagen
laten een zonnige dag kan helpen de openheid een bijproduct van afzijdigheid
vermengd met nederigheid nog meer kan wonderen doen
al blijft het immer dansen met de afstand tot een ander.


3

dat wat afstand is ervaart men voller wanneer men trapt te voet of met een fiets
maar ik verkies het rijwiel daar geduld niet aan mijn zijde is en snelheid en tijd
geheel afgemeten rust kan brengen net als landschappen doen
een rugzak helpt ook opdat heuvels bergen worden en elke put een kleine kloof die overal voelbaar is
en ook de wind de onzichtbare beweger bespeelt mateloos de goed gerichte fietser die als een pijl
zijn richting zoekt en soms halt houdt wanneer er even schoonheid is.






4
even schoonheid en oneven schoonheid volgen uit openheid vermengd met waakzaamheid en dat voelen ligt
tussen het kijken en het zien zoals de dag ligt tussen het gaan en het komen van licht
het kan louter menselijk zijn een oude constructie een teken van verlangen tot verbondenheid maar ook
een boom een vragend aankijkende ezel of gelijk welk natuurlijk ding kan doen opschrikken doen halt houden doen lief hebben
want dat is wat fietsers doen ze hebben lief.


5
niet recreatieve toch zij die het rijtuig als verlengde van hun lichaam zien en ademen per kilometer
er volgt uit zulks een doen een ander denken en reeds dat doen gelegen is in anders zien naar hoe bewogen wordt
en wat beweging maakt
het is vaak oordelend en defensief dat volgt uit zijkantfietsen en waakzaamheid
maar ook stamt die afkeer van gemotoriseerd verkeer in gevoelens van tekortkoming en onbegrip
men richt het beleid niet op beweging maar op afhankelijkheid en stilstand en vervuilend doden van
dat wat binnen afstand ligt het heeft met wenselijke hybris te maken ook.


6
dat wat binnen afstand ligt zijn dichte mensen heel nabij met kleine zaakjes hier en daar er resten nog bakkers wat
de anderen vervangen en gebundeld zijn in wat supermarkt het beleid dat rijdt met individueel benaderde mobiliteit
gericht op collectieve afgrond is
en ach comfort en ach de moeite soms ook behoeven fietsers wagens maar zij zien die tuigen eerder als
collectieve wagens aan en delen wielen als vergezichten
het wortelt zich vast in op een andere wijze zien van landschap en aanvoelen van geografie.






7
hoogteverschillen voeden de afstandsdrang en bestendigen vooruitgang met de belofte
van uit- en inzicht het zich voortbewegen zonder duidelijk doel levert richting op
en helpt het bouwen met verwondering aan de muur die je maakt tot mens
je gaat in kleine cirkels voorwaarts.


8
terwijl je klimt op steile stukken en anders ook maar daarover later meer
telt alleen het nu en telt het zich nu na nu op tot inspanning de focus komt te liggen op
het scherp houden van het ogenblik en het helder houden van de blik het hoofd leeft wel voorwaarts en
schat de inspanning in de hellingshoek de breedte bandenspanning bochten het baanoppervlak het woelen van de wind
het lichaam houdt zich op in het nu al
hou ik niet van scheidingen of dualiteit en is alles meer een bewerkstelligen van
zo goed mogelijk in het actuele te handelen terwijl men voorwaarts ziet.


9
terwijl je daalt op van hoop naar hoop lage stukken en anders ook maar daarover later meer
is het van belang van goede remmen voorzien te zijn het is net zoals in de bewerkelijkheid ook
en de sociale omgang die behoedt met voorzichtigheid die gaat van goed remmen tot speels afdalen
afhankelijk van ook terreinkennis geen afgang wordt geen valpartij maar een mooi verglijden
jawel bestromen van de tijdsgang die vele ogenblikken in zich verzamelt
en niet gaat van hoog naar laag maar tussenin en onderdoor
een metafoor van tunnels of van bruggen echter onvoldoende is.






10
het weer en wind gedeelte ook vaak is een angst of een doembeeld dat men oproept wanneer men
verwijst naar onderweg te gaan met rijwielen zonder motor en dak of ramen die de mens af- en beschermen
ik draag een zonnebril als voorruit en kleed me naargelang de gauw wisselende tijd
en men vergat ook
in wagens met klimaatregeling
dat men van bewegen warmer krijgt de vordering maakt stilstand ook
maar de warmte situeert zich innerlijk.




terug